The Dude. His Royal Dudeness. Met de maffe misdaadkomedie ‘The Big Lebowski’ introduceerden de gebroeders Joel en Ethan Coen (ook bekend van ‘O Brother, Where Art Thou?’) in 1998 een personage dat de film zou overstijgen. Jeff Bridges, die toch al het imago had van relaxte blondgelokte hippiesurfer, speelt zijn mooiste rol als een opgewekte nietsnut. Hij drinkt White Russians en zit eindeloos met zijn beste vrienden langs de bowlingbaan te ouwehoeren. Niemand zit hij in de weg. Totdat hij wordt aangezien voor een miljonair met dezelfde naam: Lebowski.
In de filmgeschiedenis tref je weinig personages aan die in de eerste versnelling zullen reageren wanneer onderwereldfiguren het huis binnendringen en op het kleed gaan staan pissen. The Dude wel: ‘Hey, mán’, roept hij. Dat zal hij nog zo’n 150 keer doen, terwijl het f-woord twee keer zo vaak valt.
Toch is de film van The Dude, een langharige man met rommelig shirt, gebreid vest en watersandalen, die maar niet snapt hoe hij in een kluwen van ontvoerders, pornografen en nihilisten is terechtgekomen. Hij wil gewoon zijn kleed terug. Heeft deze hartveroverende pacifist al twee decennia een cultstatus, laten we juist in deze tijd van mondiale korzeligheid allemaal een voorbeeld nemen aan The Dude.